Door de economische gevolgen van de pandemie schaarde de Tweede Kamer zich in februari achter een motie om de sociale huren voor een jaar te bevriezen. Vorig jaar was de maximaal toegestane huurverhoging nog 5,1 of 6,6 procent.
Hoewel de sociale huren dus bevroren waren, stegen ze nog wel ietsje: met 0,3 procent. Sociale huurprijzen konden nog wel verhoogd worden als de verhuurder bijvoorbeeld een woning verbeterde. Desondanks was de stijging een stuk kleiner dan in juli vorig jaar: toen ging het nog om 2,7 procent.
Ook in de vrije sector werd er aan de maximale huurstijging gesleuteld: deze werd beperkt tot de inflatie plus 1 procentpunt, oftewel 2,4 procent. De daadwerkelijke huurstijging in de vrije sector lag 0,2 procentpunt lager: op 2,2 procent.
Er zijn behoorlijke verschillen in de huurstijging tussen de grote steden en de verschillende provincies. In Overijssel stegen de huren met 1,4 procent het meest. In Friesland daalden de huren met gemiddeld 0,1 procent. Gekeken naar de vier grote steden gingen de huren in Den Haag het minst omhoog: 0,8 procent. In Utrecht was de huurstijging met 1,6 procent het grootst.